Ik herinner mij dat toen Sven Kramer in 2014 niet won op de tien kilometer, maar Jorrit Bergsma, de kenners en commentatoren, toen zij hersteld waren van de schok, verklaarden dat Bergsma natuurlijk wel een erg sterke tegenstander was geweest. Zo was hij bijvoorbeeld houder van het wereldrecord, om maar een detail te noemen. Goh, dacht ik als schaatsleek, dus zo’n walkover was het helemaal niet. Waarom werd daar in de aanloop naar de wedstrijd niet wat meer aandacht aan besteed? Binnen een paar uur was het commentariaat van frame gewisseld, als een kameleon wanneer de zon ondergaat. Eígenlijk was het helemáál niet verrassend dat Kramer had verloren. Waarom men hem dan eerst wekenlang had bejubeld als de gedoodverfde favoriet en sowieso de beste schaatser ter wereld aller tijden, zonder te reppen over zijn geduchte rivaal, werd niet uitgelegd, laat staan dat iemand erkende dat wij een beetje misleid waren.
Hetzelfde gebeurde toen Michael Phelps op de Olympische Spelen van 2012 op de tweehonderd meter vlinderslag zijn negentiende olympische medaille binnen ging halen.De wereldpers was er helemaal klaar voor, maar Phelps werd verbazingwekkend verslagen door een onbekende Zuid-Afrikaan. Vervolgens werd Het Verhaal hoe Phelps die medaille nét níet gewonnen had. Want de ware winnaar, tja, hoe viel die te verklaren, zonder te erkennen dat men deze potentiële kanshebber in de aanloop maar even onder de mat geveegd had terwille van het fonkelende frame van Phelps En Zijn Ne-gen-tien-de Plak.
Vandaag zagen we het weer. Sven Kramer stak in bloedvorm, hoorden wij de afgelopen dagen, drie maal was scheepsrecht, dit was zijn laatste kans, dat goud van de tien kilometer kón hem niet meer ontgaan. Maar wacht even, dacht ik met mijn lekenverstand, die Bergsma doet toch óók weer mee? En dan de man die Bergsma opvolgde als wereldrecordhouder op die afstand, die Ted Jan Bloemen, hoe zat het met hem? Vormde diegeen bedreiging? De commentatoren en analisten hoorde je er nauwelijks over: Kramer was er helemaal klaar voor, het historische moment was aanstaande, Kramer ging eindelijk zijn langverdiende gouden medaille ophalen. Dat is de moderne sportjournalist: tot de wedstrijd is de sportcommentator een cheerleader die zijn behoedzame scepsis onderdrukt en gedienstig meebouwt aan de droom van goud en glorie, maar zodra die in duigen valt schakelt hij om naar een nieuw narratief waarin de voortekenen toch eigenlijk al aan de wand stonden.
Sporters waren vanouds nooit zo bezig met deze dingen: zij concentreerden zich op hun training en het moment van de waarheid, en na afloop zeiden ze zo ongeveer wat er in ze opkwam, verstaanbaar of niet, coherent of incoherent. De moderne sporter is mediabewust, die werkt niet alleen aan zijn palmares, maar ook aan zijn imago en zijn verhaal. Zijn narratief. Sven Kramer is een verhaal, en hoe beter dat verhaal is, des te aantrekkelijker hij wordt voor de media, hoe aantrekkelijker hij wordt voor de media, des te beter zijn kansen om geld te verdienen. Maar hij moet zijn verhaal plooien naar de onmiskenbare feiten op het scorebord. Hij moet de feiten smeden tot een frame (vergeef mij de wieler-vergelijking). Na die snelle tijd van Bergsma ging Kramer nogal opzichtig aan zijn schaatsen zitten sleutelen. Het werkte direct. ‘Kramer is aan het rommelen!’ riepen de commentatoren opgewonden. ‘O jee, Sven zit te sleutelen. Wat doet hij nu!?’ Deed Kramer dit omdat hij oprecht onzeker was geworden, of was het berekening? Zette hij welbewust de eerste stap op weg naar het nieuwe verhaal? ‘Nou ja, toen ging hij aan zijn schaatsen rommelen en ja, dat is funest natuurlijk’.
Het deed mij denken aan Donald Trump, die zó geobsedeerd is door de berichtgeving over Donald Trump, die hij van minuut tot minuut volgt, dat actie en reactie vaak niet meer van elkaar te scheiden zijn. Reageert hij op het nieuws, of het nieuws op hem? Wie spint wie?
Na afloop kwam Kramer met het verhaal dat hij eigenlijk gewoon slecht in vorm is, dat hij al langer niet lekker schaatst, dat hij de 5000 meter weliswaar won, maar met een slechte tijd, enzovoorts. En net als vaak bij Trump kraakte het narratief. Trump zegt X en zijn chefstaf zegt Y. Soms wordt het narratief alsnog dichtgesmeerd, de chefstaf draait bij, nee, Trump bedoelde eígenlijk dit, maar vaak ook blijven de losse eindjes liggen. Kramer zit niet lekker in zijn vel en is gewoon uit vorm, verklaart hij, maar zijn coach, die tien minuten later aan het woord kwam, trok een wenkbrauw op en verklaarde dat hij daar niets van gemerkt had. De vraag is wie gewoon de waarheid vertelt, en wie het narratief manipuleert. Gaan we ze samen aan tafel zien bij een talkshow?